NAAR TOP PAGINA

Inhoud:
Postbezorging tot 1799
Ontstaan Ned. Posterij
De Postwet van 1807
De Postwet van 1850
Ontsmetten van brieven
De eerste Postzegels
Stijgend aantal brieven
Eerste Brievenbussen
De eerste briefkaart
Het briefgeheim
Eerste sorteermachine
Stempel-frankeermach.
Geraadpleegde bronnen

DE POSTVERWERKING IN NEDERLAND


Postbezorging tot 1799

In het Habsburgse Keizerrijk verzorgde Franz von Taxis sinds 1489 de postbezorging als postmeester van keizer Maximiliaan I. Zijn neef Johann Baptista von Taxis werd op 31 mei 1512 door Maximiliaan I als rijksridder in de rijksadel opgenomen en werd te Brussel algemeen hoofdpostmeester van keizer Karel V.

Familiewapen Taxis

In 1615 werd Lamoral von Taxis door Matthias van Oostenrijk tot erfelijk hoofdpostmeester van het Duitse rijk benoemd
En aangezien de zuidelijke Nederlanden qua ligging nauwe betrekkingen met Duitsland onderhielden, was het logisch dat de Taxis-familie ook hier de postverzorging op zich nam.

Tot 1793 werden brieven bezorgd door Thurn und Taxis, een onderneming van de familie Taxis.
Stadsbesturen maakten daarnaast gebruik van hun eigen boden voor het vervoer van bv gerechtelijke stukken, en kooplieden hadden weer hun eigen bezorgers. In het noorden van Nederland waren al in de 16e eeuw, ten gevolge van de opstand die leidde tot de 80-jarige oorlog, eigen postdiensten ontstaan die nu dmv postritten te paard de Thurn und Taxis-organisatie beconcurreerden.
Familiewapen Taxis

Alle postbezorgingen in die tijd waren gebaseerd op de "Romeinse cursus publicus".
Hierbij werd post door couriers te paard van halteplaats naar halteplaats vervoerd, waarbij de couriers telkens van paard wisselden.

In het gewest Holland ontstond rond 1752 op initiatief van de toenmalige stadhouder Willen IV een premature vorm van postbezorging, die echter nog niet zorgde voor geregelde diensten.
De routes werden meestal tussen twee grotere plaatsen uitgezet en werden middels advertenties in de kranten openbaar gemaakt, zoals blijkt uit twee krantenadvertenties uit 1745 en 1749.
KLIK op de afbeelding hiernaast om de advertenties te lezen

Ontstaan van de Nederlandse Posterij

In Nederland begon de officiële postverwerking op 15 Januari 1799, toen de postbezorging in Nederland naar Frans voorbeeld werd omgevormd tot een Nationale onderneming.
Als vazalstaat van Frankrijk profiteerde het Hollandse postsysteem van de kennis en kunde van de goed ontwikkelde Franse posterijen.
Volgens politici uit die tijd beschikte alleen de staat over alle middelen die nodig waren voor de "openbare vervoering van brieven".
Maar ook vóór 1799 was er al officiëel sprake van Postkantoren, zoals blijkt uit een advertentie in de Rotterdamse Courant van 28 Januari 1796. KLIK op de afbeelding rechts, om de advertentie te lezen.

Logo PTT In 1928 werd de officiële naam: Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie (PTT).

De Postwet van 1807

In 1807 werden de posterijen ondergebracht bij het Departement van Financiën. De eerste Postwet van 1807 regelde het staatsmonopolie op het verzamelen, vervoeren en uitreiken van brieven.
Bovendien golden in het hele land nu dezelfde tarieven, gebaseerd op het gewicht en de afstand die poststukken moesten afleggen.

In 1809 richtte Lodewijk Napoleon de Paardenpost op, een dienst, die verantwoordelijk was voor de levering van het rijdend materiaal (paarden, koetsen etc.) ten behoeve van reizende ambtenaren en regeringskoeriers.
KLIK op de afbeelding rechts om het artikel in de Koninklijke Courant van 12 Oktober 1809 te lezen.

Doordat de postdienst een flinke bijdrage moest leveren aan de schatkist, kreeg het meer het karakter van een belastinginstituut dan van een verkeersdienst voor iedereen. Maar langzaam veranderde de houding van de overheid.
Zo bleek uit de Postwet van 1850 dat het algemene belang van het postwezen voorop stond. Het postmonopolie werd in een officiële omschrijving vastgelegd en de opbouw van de tarieven werden vereenvoudigd.

De Postwet van 1850

Met de invoering van de vernieuwde Postwet in 1850, onder leiding van Jan R. Thorbecke aan het beging van de regeringsperiode van Koning Willem III, wordt actief gewerkt aan de bouw van postkantoren in Nederland.
Het Departement van Financiën kreeg hiermee het alleenrecht op de bezorging van brieven tot 500 grs. Ook kregen verzenders nu het recht om porto vooraf te betalen.
Tot die tijd werd de porto betaald door de ontvanger, die in veel gevallen weigerden te betalen zodat de brief vaak onverrichter zake moest worden terugbezorgd bij de verzender.

Tegelijkertijd werd een vereenvoudigd (en aanzienlijk verlaagd) tariefstelsel ingevoerd. Het tarief werd afhankelijk gesteld van het gewicht van het poststuk en de afstand die de bezorging vergde. Binnen een afstand van dertig kilometer gold het goedkoopste tarief, en boven de 100 kilometer het duurste.

Ontsmetten van brieven

De eerste Nederlandse berichten over het ontsmetten van brieven stammen uit de achttiende eeuw.
De brieven werden berookt en ingesneden om de rook in de brief te laten doordringen en soms ook in azijn ondergedompeld, conform maatregelen die ook in het buitenland werden gebruikt.

Ontsmette brief Brieven die in azijn waren ondergedompeld verkleurden bruin als gevolg van de inwerking van het zuur op het papier.
Als bewijs van behandeling werden ontsmette brieven in Nederland in de jaren dertig van de negentiende eeuw voorzien van een stempel.

De afbeelding rechts toont een brief uit 1836, van Paramaribo naar Deventer. De brief is in het quarantaine-station te Den Helder ontsmet onder verantwoording van de chirurgijn A. Boomsma, zoals te zien is aan het stempel "Marine gezuiverd". Klik op de afbeelding om deze te vergroten.
Ontsmette brief
De maatregelen golden vooral voor brieven uit streken met cholera.
Dat de angst voor cholera heel diep werd gevoeld, kunnen we aflezen aan de bewoordingen van een depressieve auteur, die in een - overigens gezuiverde - brief uit 1832 het zijn inziens heersende algemeen zedelijk verval als "geestig cholera" omschrijft.
Door een Nederlandse commissie werd echter in 1832 een onderzoek naar cholera in Duitsland gedaan. De opzienbarende conclusie was dat cholera geen besmettelijke ziekte was. Hierom verlegde de posterijen aandacht voor zuivering van brieven op post uit streken waar de gele koorts heerste.


De eerste Postzegels

Eerste postzegel Tot aan 1852 werden brieven nog zonder postzegel verstuurd. Ze werden wel afgestempeld als bewijs dat er voor de verzending betaald was.

Omdat nu ook de afzender vooraf de portokosten kon betalen werd het gebruik van een postzegel noodzakelijk. Hierdoor werd immers duidelijk gemaakt dat de portokosten reeds waren voldaan.
Maar omdat de animo om vooraf portokosten te betalen gering was, kwamen de eerste zegels pas op 1 Januari 1852 in omloop.
Eerste Nederlandse postzegels.

De Amsterdamse kunstenaar Johan Wilhelm Kaiser (1813-1900) ontwierp hiervoor drie zegels, op basis waarvan op de Rijksmunt te Utrecht drie platen werden vervaardigd met de beeltenis van Koning Willem III.

De drie ongetande zegels, van 5, 10 en 15 cent, droegen het woord "Post zegel".
De zegel van 5 cent was bedoeld voor lokale bezorging van minder dan 15 grs per brief.

Het vooraf betalen van portokosten was echter nog steeds niet veplicht.
Pas in 1870 bepaalde de staat bij wetgeving, dat betaling van de portokosten door de ontvanger van een brief werd afgeschaft. Vanaf die tijd kon alleen nog vooraf porto worden betaald door middel van een postzegel.

Stijgend aantal brieven

Ten gevolge van deze vernieuwingen nam het aantal brieven dat werd geschreven en verstuurd, in rap tempo toe.
In 1849 werden in Nederland 4.274.180 brieven geschreven en verstuurd. In 1859 was dit aantal al verdriedubbeld tot maar liefst 14.684.043 brieven.
Het gebruik van postzegels was tot 1877 nog niet verplicht. Er kon tot die tijd nog steeds ongefrankeerd worden verzonden. De kosten voor de ontvanger waren dan echter wel hoger.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog daalde het aantal poststukken sterk. Toch werden er per jaar nog ruim één miljard brieven bezorgd.

De eerste Brievenbussen

In de 17de eeuw verschenen de eerste brievenbussen in de steden. Boden- en postmeesters plaatsten ze bij hun kantoor. Beurt- en trekschuitschippers hingen bussen op bij de afvaartplaatsen voor de verzending van brieven naar steden, die op hun route lagen.
Deze brievenbussen waren allemaal van hout, maar verschilden in uitvoering.
Brieven konden ook worden gedeponeerd bij de postkantoren, die een inwerp-opening in de gevel hadden.

Eerste brievenbus Eerste postzegel

In 1850, bij de invoering van de tweede postwet, krijgt IJzergieterij L.I. Enthoven te Den Haag de opdracht tot het maken van 70 brievenbussen voor een prijs van fl. 47,- inclusief het transport.
De groene bussen werden geplaatst in de vier grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Deze bussen hadden nog maar één inwerpgleuf.

In verband met de invoering van postzegels voor drukwerk, werd in 1869 in de bestaande standaardbrievenbussen een tweede inwerpgleuf voor drukwerk aangebracht. Het bronsgroen veranderde met de verdere styling van de post in knalrood en deze rode gietijzeren gevaarten bleven dienst doen tot 1964 toen een handzamere en modernere bus zijn intrede deed.

De eerste Nederlandse briefkaart

Eerste briefkaart

De eerste officiële briefkaart werd uitgegeven in Oostenrijk, op 1 oktober 1869. Het was een initiatief van Emanuel Hermann, professor in de economie en Minister van Handel.
Al snel daarna volgde Hongarije, dat toen met Oostenrijk een zogenaamde dubbelmonarchie vormde.
In België werden de eerste briefkaarten op 1 Januari 1871 met een portotarief van 5 cent uitgegeven als "Carte-Corrsepondance".

De Nederlandse Minister van Financiën, Pieter Philip van Bosse, kwam in mei 1870 met het voorstel om "Postkaarten" met een porto van 2½ cent in te voeren.
Deze porto was de helft van het nieuwe porto voor brieven tot 15 grs, welke, net als in België, op 1 Januari 1871 zou worden ingevoerd.
Eerstedag briefkaart, gebruikt op 1-1-1871

Briefgeheim

Briefgeheim

Volgens de populaire website Wikipedia is het briefgeheim een wettelijk vastgestelde bescherming van poststukken tijdens het transport naar de geadresseerde. Het is een ieder verboden ongeopende post welke niet voor hem of haar bedoeld is te openen en te lezen zonder toestemming van degene aan wie de post gericht is.

Schending van het briefgeheim is niet nieuw.
In het boek "Pieter 't Hoen en de Post van den Neder-Rhijn (1781-1787)" van PJHM Theewen, wordt melding gemaakt van een envelop uit 1786, waarvan het briefgeheim was geschonden.
Pieter 't Hoen was redacteur van het opinie weekblad "Post van den Neder-Rhijn", wat twee maal per week verscheen en waarin commentaar werd gegeven op politieke omstandigheden in die tijd.
Hij ontving daarvoor veel post met vertrouwelijke informatie.
Pieter vermoedde dat spionnen van de Oranjepartij zijn post op de postkantoren onderschepte en kreeg hierin gelijk.

Klik op de afbeelding links om het betreffende deel van genoemd boek te lezen.

De eerste postsorteermachine

Door het in hoog tempo stijgende aantal brieven en de daarmee gepaard gaande kosten ontstond bij de PTT de behoefte aan automatisering van het postsorteersysteem.
Voor dit doel werd aan het begin van de 20e eeuw de Transorma-machine ontwikkeld door de Nederlandse postambtenaar J.J.M.L. Marchand, werkzaam in Den Haag.
Marchand gaat samenwerken met Ir J.C. Andriessen uit Rijswijk en na jaren van ontwikkeling vragen zij in 1925 patent aan voor deze machine, wat zij op 1 September 1927 verwerven.
Klik HIER om het hele patent nr 122216 te lezen

Er wordt een proefmodel gebouwd bij N.V. de Pletterij vh. L.I. Enthoven & Co te Delft en de machine krijgt de naam "Transorma", naar de beginletters van Transporteren, Sorteren, Marchand, Andriessen en in 1930 wordt de eerste Transorma op het postkantoor te Rotterdam in gebruik genomen.
Dit 1e exemplaar is gebouwd bij Starlift te Voorburg en de Mij. Marchand-Andriessen. Latere machines worden bij Werkspoor te Amsterdam vervaardigd.

Introductie Transorma

Het personeel dat de machine moet gaan bedienen, kreeg een speciale opleiding tot "transormist".

Met de Transorma kon een sorteersnelheid van ca. 3000 brieven per uur worden gehaald, terwijl de handsorteerder een norm van 1800 brieven per uur kon halen.

In Brighton, Engeland werden in 1935 twee Transorma machines geïnstalleerd, welke ruim 30 jaar in werking bleven, en zelfs in Zweden werd de machine getest. Daar functioneerde hij echter niet optimaal.

Tot in Amerika werden de Transorma's verkocht.
Op 2 Mei 1957 werd de eerste Transorma in Amerika in bedrijf genomen in het Blair Station Post Office in Silver Spring, Maryland. In Amerika nam Pitney Bowes de installatie voor zijn rekening. De verwerkingssnelheid was toen al opgelopen tot ca. 15.000 brieven per uur.

Transorma vignet Getuige een vignet uit de 50-er jaren bestond er al een samenwerkingsverband tussen Werkspoor en Pintney Bowes.

Binnen Nederland werden op de postkantoren in Rotterdam, Haarlem, Utrecht, Breda, 's-Hertogenbosch en 's-Gravenhage in totaal twintig Transorma's geplaatst. De laatste machines werden in 1981 in Den Haag buiten gebruik gesteld.

Momenteel beschikt TNT post over postsorteercentra voor brieven en pakketpost.
Voor pakketpost zijn er vier sorteercentra: twee in Amsterdam, één in Dordrecht en één in Zwolle.
Voor de automatische verwerking van brieven heeft TNT zes moderne sorteercentra. Deze zijn gevestigd in de plaatsen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Den Bosch, Zwolle en Nieuwegein.
Voor het automatisch verwerken van poststukken moeten deze wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Lees meer in het onderwerp Algemene voorwaarden voor automatisch verwerkbare post.

Werking van de Transorma

De brieven werden eerst gesorteerd voor stempeling van de frankeerzegels en daarna gesorteerd op plaatsnaam. Elke brief kreeg een uniek plaatsnaamnummer.
Een eindloze ketting met bakken transporteerde de brieven na invoering van de plaatscode en een druk op de knop naar een met die code overeenkomstig vak, waarin de brieven dan automatisch werden gedeponeerd.

De plaatsvakken werden geleegd en de brieven kwamen in één van de postzakken voor de betreffende plaats, waarna de post verder werd vervoerd via het spoor. Al met al was dit nog steeds een zeer arbeidsintensief proces.

Tussen 1925 en 1950 patenteerde Marchant hij negen wijzigingen en / of verbeteringen aan zijn machine.
Een uitgebreid verslag, in combinatie met een video over de werking van de Transorma sorteermachine uit 1929 is te zien op http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/38941442/.

Stempel- en frankeermachines

De "postale afstempel- en tellermachine" (frankeermachine) werd ontwikkeld om bedrijven te helpen bij het vooraf betalen van portokosten bij bulkpost, en in 1920 werd het gebruik van frankeermachines door het Wereld Post Vereniging Congres in Madrid toegestaan voor het internationale postverkeer.
Frankeerstempel UPF De eerste frankeermachine in Nederland verschijn dan in 1925.
Deze machine, van het merk Universal Postal Franker (UPF), wordt door importeur Ruys Handelsvereniging geplaatst bij de Twentsche Bank te Amsterdam.
Hiermee konden echter maar zes vaste frankeerwaarden worden ingesteld. Er zijn dan ook maar 24 stuks van verkocht.
Frankeerstempel van de UPF uit 1927

Op 14 September 1927 volgden frankeermachines van het Duitse bedrijf Francotype, eveneens geplaats door Ruys Handelsvereniging en in 1929 werden machines van het Zwitserse Hasler geïmporteerd door Adriaan van Koller en van Os.
Hasler werd opgericht in 1852.

In September 1930 volgen Komusina-machines, geïmporteerd door de firma Lindenbaum en van Gelder's Schrijf- en Kantoormachinehandel.

Tegelijkertijd werd in Amerika een frankeermachine ontwikkeld door Arthur H. Pitney.
Lees meer over Pitney Bowes in het onderdeel Internationale Historie van de Envelop en Postverwerking